Het loods personeel van een expediteur op Schiphol verwisselt in juni 2011 per ongeluk een tweetal zendingen met elektronica. De zending met de grootste waarde komt terecht in Turkmenistan. Nadat deze verwisseling aan het licht is gekomen wordt getracht de goederen in Turkmenistan om te ruilen.
De expediteur neemt contact op met de expediteur die deze zending in Turkmenistan in ontvangst heeft genomen. Met het verzoek zorg te dragen dat deze zending weer retour richting Schiphol gaat.
Dan blijkt dat dit geen eenvoudige opgave is, want de ontvanger wil best de zending beschikbaar stellen, maar stelt verdere geen enkele bemoeienis te willen hebben met het terugleveren van deze zending.
Het een en ander doet vermoeden, dat deze zending op een alternatieve wijze in Turkmenistan is ingevoerd, zonder gebruik te maken van de officiële kanalen. Waarschijnlijk dacht de verkeerde ontvanger ten onrechte hier een “slaatje uit te kunnen slaan”.
Er wordt van alles onderzocht en geprobeerd, maar het blijkt onmogelijk de zending weer uit Turkmenistan te krijgen en daardoor als verloren moet worden beschouwd door de ladingbelanghebbende.
De expediteur wordt door de ladingbelanghebbende voor de schade, ongeveer U.S. $ 250.000,00 aansprakelijk gehouden. De transportverzekering van de ladingbelanghebbende blijkt geen dekking voor dit soort schaden te bieden. Wat opgemerkt dient te worden in deze zaak is het feit, dat de ladingbelanghebbende een grote professionele organisatie is met zelfs een eigen juridische afdeling.
Tussen de partijen in deze, welke al vele jaren met elkaar samenwerken, blijken de Fenex Condities van 1 juli 2004 van toepassing te zijn. De expediteur beroept zich, na overleg, uiteindelijk op de beperking van 10.000 S.D.R. in dit geval, hetgeen neerkomt op ongeveer Euro 11.500,00.
Het blijft dan van de zijde van de ladingbelanghebbende een lange tijd stil en deze meldt zich pas weer in de zomer van 2013 bij de expediteur met het vriendelijke doch dringende verzoek de volledige schade te voldoen.
De expediteur zal nogmaals dienen te verwijzen naar de van toepassing zijnde Fenex Condities van 1 juli 2004. Voor de ladingbelanghebbende is er in de tussentijd, door zijn stilzwijgen en laten we maar zeggen zijn zeer afwachtende houding in deze zaak een ander probleem ontstaan.
Want, artikel 21 lid 1 van de voormelde Fenex Condities bepaald onder andere, dat een vordering, zoals in deze zaak het geval is, verjaart door het verloop van negen maanden, terwijl artikel 21 lid 2 bepaald, dat elke vordering jegens de expediteur vervalt door het enkele verloop van 18 maanden.
De ladingbelanghebbende heeft verzaakt uitstel van verjaring te vragen in deze zaak bij de expediteur en vist daardoor, ondanks de beperkte aansprakelijkheid van de expediteur achter het net. De conclusie is, dat de ladingbelanghebbende in deze zaak niet goed op de inhoud en strekking van de van toepassing voorwaarden heeft gelet.