Een transactie tussen een exporteur en een in Nederland gevestigde importeur dreigt voor de afhandelde expediteur in Nederland een vervelende wending te krijgen.
Wat is het geval. Een partij hightech goederen met een waarde van U.S. $ 1.200.000,00 wordt door een in de V.S. gevestigde exporteur verkocht aan een in Nederland gevestigde importeur, welke uiteraard van plan is deze goederen op de Nederlandse markt af te zetten. Let wel, af te zetten.
De goederen verpakt in kartons en geladen en gestuwd in een container komen per schip aan te Rotterdam en de expediteur geeft aan de ontvanger het bericht, dat zijn goederen zijn aangekomen en vraagt deze om nadere instructies. De goederen zijn dan nog niet ingeklaard.
De importeur laat de expediteur weten, dat hij de goederen (nog) niet kan ontvangen.
Door een vergissing van een medewerker bij de expediteur worden de goederen alsnog ingeklaard en dient de expediteur een behoorlijk bedrag aan invoerrechten voor te betalen aan de douane.
De importeur wenst de goederen dan nog steeds niet te ontvangen en deze gaan derhalve in opslag.
Even terzijde, een opvallend detail in deze zaak is, at er tussen de importeur en de expediteur een zogenaamde overeenkomst tot direct vertegenwoordiger gesloten, echter de ingangsdatum van deze overeenkomst ligt na de datum van de inklaring van de goederen en is derhalve nog niet van kracht.
De importeur geeft na vijf maanden nog steeds niet thuis en de invoerrechten zijn daarom ook niet voldaan.
De expediteur haalt na vijf maanden opslag elders de goederen naar zijn eigen loods en wil gebruik maken van zijn pand en retentie recht. Hij troost zich met de geacht, dat de goederen een behoorlijke waarde vertegenwoordigen, hetgeen voldoende zou moeten zijn om zijn eigen vordering op de importeur te vereffenen.
Echter bij lossing van de kartons in zijn loods, blijkt bij het openen van de betreffende kartons dat deze slechts lege hoesjes te bevatten en vertegenwoordigd de aanwezige inhoud weinig of geen waarde.
Uit een ingesteld onderzoek en bij controle door een expert van onder andere de handelsfactuur komt naar voren, dat de daarop vermelde aantallen en gewicht nimmer in de invoerde kartons heeft kunnen zitten. Het aantal kartons en ook het gewicht komt volgens de berekening van de expert veel hoger uit.
Dan blijkt ook, dat de exporteur in V.S. letterlijk en figuurlijk met de Noorder zon is vertrokken en de importeur stelt op enige moment zelfs, dat hij niets heeft gekocht. Wel blijkt, dat er in de V.S. inmiddels door de autoriteiten een onderzoek naar het exporterende bedrijf en de mensen daarachter is ingesteld.
Voorlopig blijft de expediteur met de brokken en een aanzienlijke financiële schade achter.
In dit geval was voor de expediteur een half ei beter geweest dan een lege dop.