Enige tijd geleden heb ik het gehad over het op een juiste wijze overeenkomen en toepassen van algemene voorwaarden en wat daarbij fout kan gaan als partijen dit niet goed met elkaar regelen en de wijze waarop rechters er dan korte metten mee maken.
Deze week heb kreeg ik een opmerkelijk vonnis van 19 januari jl. van de Rechtbank Rotterdam met betrekking tot de toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder ogen .
Er was eens een expediteur die briefpapier gebruikte, waarop verschillende stelsels voorwaarden werden vermeld. Verder was er een opdrachtgever . Deze opdrachtgever verzoekt de expediteur op enig moment een hoogwaardige zending in te klaren.
Deze instructie wordt per e-mail door de opdrachtgever verzonden met de woorden “ zending inklaren aub”. Er worden geen verdere instructie dan deze drie woorden gegeven aan de expediteur.
Ergens in het traject gaat er iets mis en de betreffende zending raakt een “ beetje” zoek en komt niet meer boven water met als gevolg dat de opdrachtgever met een redelijke financiële strop komt te zitten en stelt de expediteur daarom aansprakelijk voor de geleden schade.
De expediteur wijst echter iedere aansprakelijkheid van de hand en beroept zich daarbij op de overeengekomen Nederlandse Expeditievoorwaarden.
Dit schiet de opdrachtgever in het verkeerde keelgat en om een lang verhaal kort te maken, de expediteur en zijn opdrachtgever belanden uiteindelijk bij de Rechtbank.
Tijdens de comparitie van partijen blijkt dat partijen al drie jaren met elkaar werken. De expediteur betoogt, dat door het geven van de instructie “zending inklaren aub” zonder vermelding van verdere instructies door de opdrachtgever,deze de expediteur daardoor de vrije hand heeft gegeven om het werk zelf naar eigen inzicht in te vullen.
De opdrachtgever voert onder andere in zijn verweer aan, dat door het vermelden van verschillende voorwaarden op het briefpapier zonder duidelijk maken welke voorwaarden gelden en wanneer geen van deze voorwaarden daardoor van toepassing kunnen zijn.
Verder maakt de opdrachtgever bezwaar tegen het in de Nederlandse Expeditie voorwaarden opgenomen arbitragebeding vanwege de onevenredige invloed die de expediteur zou hebben op het benoemen van de arbiters en omdat dit het haar afhoudt van de burgerlijke rechter.
De rechter geeft in zijn beoordeling mede aan, dat de opdrachtgever had mogen verwachten dat de expediteur de Nederlandse Expeditie voorwaarden hanteert en dat deze in de onderhavige branche als een bestendig gebruikelijk beding gelden. De expediteur mocht aannemen door het stilzwijgen van de opdrachtgever, dat deze daarmee het gerechtvaardig vertrouwen heeft gewekt met de toepasselijkheid van de voorwaarden in te stemmen. Het is hierbij niet noodzakelijk dat de wederpartij de inhoud van de algemene voorwaarden kent. De rechte geeft desgevraagd nog aan dat de benoeming van de arbiters op een onpartijdige wijze geschied en dat dit voldoende is gewaarborgd.
De slotsom is dat het arbitragebeding geldig is en dat de rechtbank niet bevoegd is om het onderhavige schil kennis te nemen. De vordering wordt afgewezen.
Ik vermoed dat de opdrachtgever wel in hoger beroep zal gaan.