Een partij uien in zakken op pallets worden in opdracht van een Nederlandse aflader vanaf Vlissingen verscheept met als eindbestemming Dakar. Volgens de verschepingsinstructies moeten de uien op een temperatuur van +10 ⁰C worden vervoerd, waarbij de luchtvochtigheid onder de 80% moet worden gehouden. De partij uien is verkocht op basis van de Incoterm CIF. Het schip vertrekt eind oktober 2008 uit Vlissingen.
Tijdens de zeereis valt het schip ter hoogte van Noord-Spanje stil. Op noodstroom kan er dan nog wel worden geventileerd , maar niet meer worden gekoeld. Gezien het feit, dat het schip stuurloos rond drijft, wordt het naar de dichtstbijzijnde haven gesleept.
Het blijkt, dat de machinekamer vol met water staat en dat reparatie op korte termijn niet mogelijk is. Er wordt besloten de lading uien in een ander schip over te laden. Dit alles brengt een vertraging met zich mee van ruim drie weken.
De uien zijn bestemd voor het Tasbaski feest, een driedaags offerfeest, dat op 8,9 en 10 december in Senegal wordt gevierd. De uien hadden in de maand november voor dit offerfeest verkocht moeten worden, doch deze worden na aankomst pas op 2 december vrij gegeven.
Ingeschakelde schade-experts stellen tijdens controle te Dakar vast, dat er spruitvorming en een lichte achteruitgang in kwaliteit en minimale afwijkingen aanwezig is.
Alle betrokken partijen kunnen zich verenigen in een minderwaarde van 10%, hetgeen gebaseerd is op de kwaliteit en houdbaarheid van de uien.
Dit alles resulteert in een schadebedrag van ongeveer Euro 41.000,--. De lading uien is uiteraard verzekerd en de betrokken verzekeraars keren dit bedrag dan ook uit aan de rechthebbende.
De ontvanger heeft echter nog een probleem van een geheel andere orde, want deze moet in enkele dagen een grote partij uien voor het Tasbaski feest aan de man zien te brengen.
Na een verhitte discussie tussen verkoper en koper komen deze twee ,boven de daadwerkelijk vastgestelde schade 10% schade, nog een commerciële minderwaarde van 20% met elkaar overeen.
Dan denkt de aflader (verkoper) nog “een uitje te kunnen snijden” en claimt bij de zeevervoerder de overeengekomen commerciële minderwaarde van 20% en de schade die al door de verzekeraars is uitgekeerd. Dit laatste mag toch wel zachtjes gezegd merkwaardig worden gevonden.
Deze beste brave man, gaat bovendien ook nog eens voorbij aan het feit, dat de door hem de partij uien is geleverd op basis van de Incoterm CIF, dus het risico van schade en verlies gaat over van verkoper op koper, zodra de goederen de scheepsreling passeren in de verschepingshaven.
De koper loopt derhalve het risico. Daarnaast bleek dat het cognossement op naam van de koper stond en op grond hiervan is deze de recht en regelmatig houder van het cognossement en dus claimgerechtigd.
De claim van de verkoper werd dan ook naar het rijk der fabelen verwezen en ik vermoed dat hij er tranen van in de ogen van heeft gekregen.